Toneelkring Crescendo heeft het zichzelf met het stuk ‘Mistero Buffo’ niet makkelijk gemaakt. Met de uitvoering van het stuk door de Internationale Nieuwe Scène uit Antwerpen, beleefde het politieke theater in Vlaanderen in het begin van de jaren 70 immers zijn definitieve doorbraak. Regisseur Walter Van Roy maakte een eigenzinnige bewerking op het stuk zoals het oorspronkelijk werd gebracht door het INS.
‘Mistero Buffo’, naar teksten van Dario Fo en met volksmuziek op tekst van Wannes Van de Velde, ging op 16 november 1972 in première in de kleine zaal van de Koninklijke Muntschouwburg in Brussel. Het succes was enorm. Zo’n theater had Vlaanderen immers nog nooit gezien: inspiratie putten de makers uit aloude theatertradities als het mysteriespel en de commedia dell’arte, het resultaat was maatschappelijk geëngageerd volkstheater dat dreef op poëtische beelden, ritme en muziek en vooral de collectieve inzet van een grote groep acteurs en muzikanten.
De 19-jarige blogger Heizel uit Nijlen publiceert vandaag op zijn weblog een recensie van het stuk. En de jongeman was behoorlijk onder de indruk.
Het begon allemaal om 20u in Zaal Lux in Herenthout. Ik zag daar een vrouw en ze leek sprekend op onze leerkracht wiskunde op SL (Van Bael, maar op dat moment kon ik niet op haar naam komen). Ik dacht: “Dat kan ze toch niet zijn. Die woont toch in Jeut ofzo, dus wat zou ze hier komen doen?” Ik zag ook een andere vrouw en die deed me denken aan die van biologie in het eerste jaar. En toen het eerste deel gedaan was, wie stond er daar op, heel schuin voor mij? Van Rompaey van CNC. En die herken je natuurlijk onmiddellijk. Nu bleek dat een nieuwe collega van hen meespeelde in het stuk. En ‘t was dan nog wel één van de twee beste acteurs, misschien wel de beste.
Het was zo zalig, zo typisch volkse taal, waar de verhalen van Dario Fo voor bekend staan. Het Italiaans of - meer waarschijnlijk - het algemene Vlaamse dialect werd verhuirtuitst: grond wordt jeir, speeksel wordt tuf. Zoals Stapelzot zei: “Dees is een biejn van ne kapitaan, dak gevonne hem, ik hem da eraan gezet mé tuf.” Verder waren er nog veel gedenkwaardige momenten...
In ‘De Speleman’ vertelde die speleman wat een goed mens hij wel was: “Ik zen zo'n goei mens da de goeiigheid er langs myn oren uitkomt en over de grond stroemt. Must er nei ne soldaat passere, die zou zo uitschuive.”
‘De Opwekking Van Lazarus’ was misschien wel de beste sketch van heel de avond. Volgens Fo was er in die tijd bij dit soort evenementen al sprake van hooligans avant-la-lettre. Ook bij de opwekking van Lazarus was dit het geval: 15 hooligans met zwart-geel-rode potskes en een Belgische vlag, vechtend voor een goed plaatsje. Enkele uitspraken:
• Een hooligan tegen zijn vrouwelijke collega: “Ni dawe of ik geef ei nen toek oep ei bakkes!”
• De hooligans toen ze Jezus en zijn gevolg zagen afkomen: “Daar is ’m, daar is ’m! DAAR IS ’M!!” (Op zijn De Sadelaers).
• Een vrouwelijke hooligan: “Daar, die lange mé zennen baard en zen foenkelende oegskes, da mut Jezus zaan! Oehoe, Jezus! Hij pinkte naar mij!” De homo tegen haar: “Seg, da was dus wel naar my he!”
• Nog een hooligan: “Daar, die leste, da’s Judas!” Iedereen: “Judas, boe!!! Booeee!!!”
• En ten slotte, toen Jezus met zijn mirakel begon: “Kijk, Lazarus sta recht! Oh, hij valt trug. Ja, hij sta trug recht, jeuj! Zigge zagge, zigge zagge, hej hej hej! Zigge zagge, zigge zagge, hej hej hej!”
‘De Bruiloft Van Kanaan’ werd ingeleid door de Engel en de Zatte. De Engel wou een verhaal vertellen, terwijl de Zatte haar constant bleef onderbreken omdat hij wou vertellen over het beste stuk in zen kraag dattem ooit had gehad. Zij noemde hem daarop meerdere malen zatlap, waarop hij reageerde met “Muttek ei is pluime gelek een soepkieke?” en het momenteel o zo toepasselijke “Pas mor oep da ge gen vogelgriep kregt!” De Zatte won het argument en begon zijn verhaal: “Hij kwam aan op een bruiloft maar de sfeer was er grimmig. De bruid schriejede, de bruidegom mé een lang gezicht, die schoonmoeder triestig, en die schoonvader was mé zeine kop tege de muur aant knotse... Nu was al dieje waan zuur geworre, seg. Nei zee Maria: ‘Allez Jezus, doe is een mirakel nei ge nog goegezind zaa en genereus mé ei mirakels.’ En Zezus (Jezus, gezegd met ne zatte kop werd Zezus) zei: ‘Zet hier zeven kruiken water.’ En kging zoe wa opzaa staan, want ik zen ni zoe vo water. En Jezus veranderde het water in wijn. En de bruidegom kuste de bruid, en ik kuste die schoonmoeder, ahja, want die schoonvader was nog alty mé zenne kop tege de muur aant knotse want niemand hattem verteld datter een mirakel gebeurd was.”
Nog nooit had ik zo'n mooie dood gezien als in ‘De Zot En De Dood’. De Dood was een slanke vrouw met een lang zwart kleed, opzij ingesneden van beneden tot aan die verleidelijke heupen, een zwart sjaaltje van pluimen, een zwart hoedje, een lange sigaret in de hand. Zo’n Pietje De Dood mag wel eens met mijn pietje komen spelen. Best death ever!
‘De Moraliteit Van De Lamme En De Blinde’ ging over een gesprek tussen de Lamme en de Blinde. Op hun eentje waren ze hulpeloos: de Blinde kon niet zien waar hij naartoe ging en de Lamme kon geen kant uit omdat zijn kar (red. winkelkarreke van den Aldi) geen wieltjes had. Ze besloten samen te werken en de Blinde zette de Lamme in zijn nek. De Blinde was de Lamme zijn benen en de Lamme was de Blinde zijn ogen. Samen waren ze dus een gezond mens, maar ze moesten toch niet werken. Maar toen zag de Lamme in de verte Jezus aankomen, en de Lamme was er niet mee opgezet: “Pas op, als hij ons geneest zen w'ons broodwinning kwijt, dan moete we gaan werke. Kom jong, we zen weg.” Monty Python toonde deze keerzijde van Jezus’ goedheid ook al in ‘The Life Of Brian’ (remember “Spare a talent for an ex-leper?”).
Tenslotte zorgde Jezus himself (who else?) voor de oneliner van de avond. In ‘De Kruisiging En Het Sterven’ hing Jezus genageld aan het kruis en met enkele van zijn laatste krachten sprak hij tot Petrus: “Seg, Petrus, ik zien ei hutteke van hie.” (Bron: Ben ReMarx)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten